Zandbedrijven combineren laag eiwit met hoog saldo per koe
Zandbedrijven in het project Koe en Eiwit voerden gemiddeld meer mais en eiwitrijker krachtvoer. Ze realiseerden daardoor een hogere melkproductie per koe dan klei- en veenbedrijven. Die hogere productie leidde tot een hoger saldo per koe. Veen- en kleibedrijven verlaagden sinds 2022 het ruw eiwitgehalte in hun rantsoen sterker dan zandbedrijven.
Trend ruw eiwit (RE)
De 150 melkveehouders in het project Koe en Eiwit streven naar 155 gram ruw eiwit per kg droge stof (ds). Ze zijn ingedeeld naar grondsoort en bedrijfsintensiteit (melk per hectare). Deze analyse vergelijkt bedrijven op overwegend zand-, klei- en veengrond met het landelijk gemiddelde (zie figuur 1). Zandbedrijven zaten in 2020 al onder dit gemiddelde. Sinds 2022 werd het verschil groter. In 2024 ligt het gemiddelde RE-gehalte op 158, 157 en 154 gram per kg ds op veen-, klei- en zandbedrijven.

Figuur 1. Trend ruw eiwitgehalte totale rantsoen (gram per kg ds) van de 150 Koe en eiwit deelnemers per grondsoort ten opzichte van Nederlands gemiddelde (CBS).
Rantsoenveranderingen
Het RE-gehalte in het rantsoen wordt gestuurd via de samenstelling van gras, graskuil, snijmais, krachtvoer en bijproducten. Zandbedrijven voerden gemiddeld meer mais, minder vers gras en eiwitrijker krachtvoer. In 2024 daalde het eiwitgehalte in krachtvoer op zand- en kleigrond, maar bleef stabiel op veengrond (zie figuur 2). De RE-gehalten in graskuil stegen licht, met de hoogste waarden op veengrond. Veenbedrijven voerden ook eiwitarmere bijproducten. De daling van RE werd dus op verschillende manieren bereikt.

Figuur 2. Trend in rantsoenverandering per grondsoort. Bovenste grafieken betreffen ds opname per koe per dag (inclusief jongvee) per voedermiddel (y-as schaal 0 tot 10 overal gelijk). De onderste grafieken betreffen de RE gehalten per voedermiddel (y-as verschilt per voedermiddel).
Saldo per koe, prijzen
Het saldo per koe is het verschil tussen melkopbrengst en voerkosten. De berekening gebruikt standaardprijzen uit KWIN 2024/2025 voor melk en voedermiddelen. Melkprijs: 50,4 €/100 kg, inclusief vet- en eiwitcomponenten en eventuele weidepremie. Voerkosten zijn berekend voor melkvee en gebaseerd op opname en prijzen van krachtvoer, ruwvoer en bijproducten.
- Krachtvoer: gemiddeld 34,2 € per 100 kg ds;
afhankelijk van DVE gehalte (1,18 € toeslag per kg DVE) en VEM gehalte (0,169 €/kVEM) - Bijproducten; gemiddeld 25,1 € per kg ds
- Weidegras: vaste prijs 0,10 € per kg ds
- Zomerstalvoeren gras: vaste prijs 0,18 € per kg ds
- Graskuil: vaste prijs 0,20 € per kg ds
- Snijmais: vaste prijs 0,16 € per kg ds
- Overig ruwvoer: gemiddeld 0,19 € per kg ds, afhankelijk van VEM gehalte
De melkprijs is gemiddeld 50,4 € per 100 kg melk en is afhankelijk van de vetprijs (5,04 €/kg) en eiwitprijs (7,56 €/kg). Voor de bedrijven die meer dan 720 uren beweiden is een weidepremie van 1,30 € per 100 kg melk gerekend.
Er is zowel voor de melkopbrengsten als de voerkosten gerekend met standaardprijzen, zodat er geen invloed is van verschillen in de markt door zuivelafnemers of voerleveranciers. De werkelijk prijzen op een bedrijf kunnen dus afwijken.
Saldo per koe, voerkosten
Zandbedrijven hadden de hoogste voerkosten per koe (inclusief jongvee), gemiddeld 88 € meer dan veenbedrijven. Krachtvoer was de grootste kostenpost op alle bedrijven. Zandbedrijven gaven meer uit aan mais, terwijl klei- en veenbedrijven hogere graskuilkosten hadden.
Figuur 3 geeft de verschillen in voerkosten per koe aan. Hoe zit het met voerkosten per 100 kg melk? Per 100 kg melk waren de verschillen klein: 19,2 € (zand), 19,1 € (klei), 19,4 € (veen). De hogere kosten per 100 kg melk op veengrond zijn te verklaren door lagere melkproductie per koe.

Figuur 3. Opbouw gemiddelde voerkosten (in € per koe, inclusief jongvee) voor de verschillende bedrijven per grondsoort
Saldo per koe, melkopbrengst minus voerkosten
Zandbedrijven hadden de hoogste voerkosten per koe, maar ook de hoogste melkopbrengst. Het saldo per koe was gemiddeld 168 € hoger dan op veenbedrijven en 22 € hoger dan op kleibedrijven. De melkproductie per koe was gemiddeld 9549 kg (zand), 9440 kg (klei) en 9044 kg (veen). Het verschil in saldo per koe komt vooral door verschillen in melkproductie per koe (zie figuur 4).

Figuur 4. Gemiddelde voerkosten, melkopbrengsten en saldo per koe per jaar, inclusief voerkosten jongvee. (gebaseerd op Kringloopwijzer data 2024 en standaard (KWIN) prijzen voor de bedrijven op verschillende grondsoorten (klei, veen en zand).
Conclusies
- In 2024 lag het gemiddelde RE-gehalte in het totale rantsoen op 158, 157 en 154 gram per kg ds op respectievelijk bedrijven met overwegend klei-, veen- en zandgrond. Sturing vond vooral plaats via graskuilkwaliteit, eiwitgehalte in krachtvoer en het maisaandeel.
- Zandbedrijven realiseerden het hoogste saldo per koe dankzij hogere melkproductie, ondanks hogere voerkosten.