Verlagen van RE in rantsoen mag niet ten koste gaan van melkproductie
Freek Spithoven (44) en zijn vrouw Denise Zumbrink (45) zijn enthousiaste deelnemers aan de praktijkpilot Koe en Eiwit. Op hun melkveebedrijf met 125 melkkoeien draait alles om “rust, reinheid en regelmaat.” Al jaren voeren ze hun koeien een vast rantsoen met ongeveer 164 gram ruw eiwit (RE) per kilogram droge stof. “Dit jaar zitten we rond 160 RE, zonder dat dit ten koste gaat van de melkproductie. Een stabiele productie en diergezondheid zijn onze belangrijkste voorwaarden,” stelt Freek.
Dierenarts Mark van de Pol van de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP) beoordeelt voor de vierde keer de dieren op het melkveebedrijf van de familie Spithoven in Werkhoven. Het is onderdeel van de aanpak binnen het deelproject Diergezondheidsmonitoring van Koe en Eiwit. Freek en Denise zijn een van de 20 deelnemers aan dit deelproject, waarin data worden verzameld om mogelijke relaties te kunnen leggen tussen eiwitverlaging in het rantsoen en diergezondheid.
Bedrijfsgegevens Melkveebedrijf Spithoven
- Aantal koeien: 125
- Rollend jaargemiddelde 10.924 kg melk, 4.53 % vet, 3.63% eiwit
- Aantal stuks jongvee: 80
- Grondsoort: klei
- 66 ha kleigrond, waarvan 9,5 hectare mais, 8,5 ha natuurland en 49 ha grasland
Mark maakt een rondje over het bedrijf en beoordeelt de melkkoeien objectief op conditie en locomotie, en hij inspecteert de kwaliteit van de mest. Denise loopt met de dierenarts mee en verzorgt de administratie, waarbij ze de scores van 80 melkkoeien nauwkeuring in een lijst noteert. Freek geeft daarbij soms wat achtergrondinformatie over specifieke koeien. Met zijn mestschuif in de hand schuift hij zorgvuldig elke koeienvlaai van de luxe koematrassen door de roostervloer. Het comfort in het nieuwe deel van de stal die in 2019 is gebouwd, is hoog en de melkkoeien zijn in prima conditie, constateert ook de dierenarts.
Deelnemen aan Koe en Eiwit
Diergezondheid is een essentieel aandachtspunt bij het verlagen van ruw eiwit (RE) in het rantsoen. Freek en Denise zijn van mening dat een verlaging nooit ten koste mag gaan van de melkproductie of de gezondheid van dieren. Dat was ook het uitgangspunt toen ze drie jaar geleden besloten om deel te nemen aan de praktijkpilot. Freek legt uit dat de optimale hoeveelheid RE per bedrijf verschilt en afhankelijk is van factoren zoals grondsoort en het rantsoen. “Op kleigrond, zoals hier, is het uitdagender,” zegt hij. “Als je een rantsoen hebt met meer mais erin, dan haal je eerder de norm. Het klakkeloos aannemen van 155 RE in het rantsoen en dit wettelijk vastleggen, is niet de oplossing,’’ meent hij. Tot nu toe hebben zij geen negatieve effecten op de gezondheid of productie vastgesteld. Freek benadrukt dat ze in kleine stapjes werken om risico’s te minimaliseren.
Aanpassen van krachtvoer
De afgelopen jaren hebben ze verschillende maatregelen toegepast. “We zijn begonnen met het verstrekken van drie soorten krachtvoer in plaats van twee. De nieuwmelkte koeien starten met energierijke brok, die gedurende de lactatie geleidelijk wordt vervangen door een standaardbrok. Aan het einde van de lactatie krijgen ze alleen nog wat eiwitrijk krachtvoer om de melkgift hoog te houden. Dit heeft ook geleid tot lagere krachtvoerkosten. In 2023 kwamen we gemiddeld uit op 8,64 cent per 100 kilo melk.”
Perfecte graskuil
Droger inkuilen is een andere maatregel waarop Freek probeert te sturen. Hij streeft naar een droge stofgehalte van tussen de 45 en 50 procent voor zijn eerste snede. ‘’In de praktijk is dat niet altijd eenvoudig. Neem bijvoorbeeld dit voorjaar. Het was lang nat en de weeromstandigheden waren niet stabiel. Uiteindelijk hebben we besloten om 20 hectare per keer in te kuilen om zo de risico’s te spreiden.”
Bij de voersilo’s valt de precisie op waarmee Freek zijn voervoorraad aanlegt. Hij doet er alles aan om kwalitatief goed ruwvoer te oogsten en te bewaren. Door verschillende lagen kwalitatief goed ruwvoer op elkaar te kuilen, creëert hij een zogenoemde ‘lasagnekuil’, zodat de koeien tijdens de stalperiode een constant rantsoen voorgeschoteld krijgen. Freek stelt zelf het dagelijkse rantsoen samen, vaak een mix van kuilgras, maïs, perspulp, geplette gerst, raapschroot en peren, en registreert de voersamenstelling nauwkeurig in een app. “Voeren besteed ik liever aan niemand uit,” zegt Freek met overtuiging, want voor hem is dit de basis voor een goede productie en een gezonde veestapel. Dat Freek alles onder controle heeft, blijkt wel uit zijn constante ureumgehalte: meerdere winterperiodes ligt dit stabiel tussen de 15 en 16.
Studiegroep grote meerwaarde
De afgelopen jaren hebben Freek en Denise kleine aanpassingen doorgevoerd binnen hun bedrijfsvoering, met het gewenste effect: het ruw eiwitgehalte in het rantsoen is gedaald. Een lager ruw eiwitgehalte biedt vaak economisch voordeel, doordat efficiënter melk wordt geproduceerd met minimale verliezen. ‘’Hoe lager het ureumgetal, hoe lager vaak de kosten,’’ legt Freek uit. Dit heeft ook voordelen, omdat je minder mest af hoeft te zetten. Zeker met de afschaffing van de derogatie is dit een belangrijke drijfveer voor veel ondernemers
Freek stuurt vooral op constante rantsoenen en heeft daarin een daling van het ruw eiwit in het rantsoen gerealiseerd. De ideeën en maatregelen haalt hij regelmatig uit de studiegroep van Koe en Eiwit. “Het is een landelijk project, waardoor ik ook de kans krijg om eens bij boeren in Groningen te kijken en te leren van hun aanpak.’’
Dit is het vierde artikel in een reeks van vijf, over het deelproject Diergezondheid binnen Koe en Eiwit. Het vorige artikel met 7 vragen aan onderzoeker Axel van Ruitenbeek, lees je hier.