Minder eiwit voeren, minder mestafzet
Eiwitverlaging in het rantsoen is een actuele maatregel om ammoniakemissie te verminderen. In de pilot Koe en Eiwit streven we naar 155 Re/ kg ds in het rantsoen van de gehele melkveestapel. Minder eiwit scheelt overigens niet alleen in voerkosten, maar ook in de kosten van mestafzet. Hoe? We leggen het uit…
Afschaffen derogatie
Mestafzet wordt steeds meer een probleem. Zo was het afgelopen voorjaar door extreem natte omstandigheden lastig om mest bij akkerbouwers af te zetten. Vervolgens moest in de rest van het jaar extra mest afgezet worden. Daarbij zijn wel bedragen van €25 per ton mest betaald. Door afschaffing van de derogatie wordt mestplaatsingsruimte alleen maar minder. Want na het afbouwscenario (tot 2026), kunnen veel melkveehouders geen 250 (of 230) kg stikstof uit dierlijke mest meer plaatsen, maar slechts 170 kg stikstof uit dierlijke mest. Bij een gehalte van 4 kg stikstof per ton mest, betekent dit, dat er 42.5 ton mest per ha gebruikt kan worden. En dat is inclusief mest die het vee bij weidegang laat vallen.
Relatie RE en mestafzet
Dat een lager RE-gehalte in het rantsoen voor minder mestafzet zorgt, heeft te maken met de eigen productie van stikstof in dierlijke mest. Want de afvoer wordt bepaald door de eigen productie van stikstof minus de hoeveelheid die te plaatsen is. En die laatste staat vast. Het is dus van belang om te sturen op de stikstofproductie in de mest. En dat kan op twee manieren. Via ureum en sturen via de ‘stikstofexcretie via de BEX’.
Ureum
Sturen op mestafzet via ureum heeft alleen zin als met het forfaitaire spoor wordt gewerkt. Dus als je de totale stikstofproductie in de mest bepaalt via ‘tabel 6 van RVO’. Daar bepaalt de melkproductie per koe en het ureumgehalte van de tankmelk de stikstofproductie in met mest.
Stel, een melkveebedrijf heeft ca 100 melkkoeien, bijna 43 ha land, beperkt jongvee en ca 8000 kg melk per koe, dan betekent 1 punt minder ureum in de tankmelk dat er ruim 150 kg stikstof minder wordt geproduceerd met dierlijke mest. Als het stikstofgehalte in de mest dan 4 kg/ton is en de mestafzetprijs €20 per ton dan bespaart deze melkveehouder ruim €750 met deze ene punt lager ureum in de tankmelk.
Stikstofexcretie via de BEX
Letten op de eiwitvoeding kan in veel gevallen leiden tot minder RE in het rantsoen. Speerpunt binnen het project Koe en Eiwit, waarin de deelnemers streven naar 155 g RE/ kg ds in het rantsoen van de gehele veestapel. Gemiddeld was het RE-gehalte in het rantsoen van de Nederlandse bedrijven in 2022 ca 161 g/kg ds. Bij de Koe en Eiwit deelnemers was dit 158 g/ kg ds. Dit is een indicatie dat het RE-gehalte van het rantsoen wel lager kan dan de 161 g/kg van 2022 in Nederland.
Stel, we hebben weer dezelfde voorbeeldsituatie met ca 100 koeien, bijna 43 ha land, beperkt jongvee en ca 8000 kg melk per ha, en we realiseren 5 g minder Re in het rantsoen. Wat betekent dit dan voor de mestafzet? Deze 5 g RE minder in het rantsoen betekent dat er ruim 500 kg minder stikstof met dierlijke mest wordt geproduceerd. Bij opnieuw een stikstofgehalte van 4 kg/ton in de dierlijke mest, en een mestafzetprijs van €20 per ton, bespaart deze veehouder ruim €2500. Dat is bij dit voorbeeldbedrijf ca 33% van de totale mestafzetkosten en dus zeker niet te verwaarlozen.
Financiële effecten
De ingeschatte kostenbesparingen zijn vast niet volledig. Want sleutelen aan het rantsoen van de veestapel betekent vaak ook dat er gestuurd wordt met voedermiddelen. Misschien wordt minder eiwitrijk (kracht)voer aangekocht, waardoor ook de voerkosten dalen. Daarnaast zal minder eiwit in het rantsoen meestal ook leiden tot minder stikstof in de mest. Dus het stikstofgehalte van 4 kg/ton kon wel eens lager worden. Dat zou betekenen dat het financieel voordeel van minder eiwit voeren ook lager wordt. Want door een lager stikstofgehalte in de mest moeten weer meer tonnen mest afgevoerd worden. Als we in het laatste voorbeeld rekenen met een stikstofgehalte van 3.8 kg/ton in plaats van 4 kg/ton, dan daalt het financieel voordeel van ruim €2500 naar ruim €2250. Nog steeds ca 30% van de totale mestafzetkosten bij het voorbeeldbedrijf en dus nog steeds erg relevant.