Je kuil biedt de beste kansen op klei!

1/3Je kuil biedt de beste kansen op klei! Grondsoort en intensiteit spelen en rol bij de mogelijkheden om aan de RE-knop te draaien. Om die reden zijn binnen Koe en Eiwit de deelnemers verdeeld in groepen met vergelijkbare bedrijven. Want wat op veen goed werkt, kan op klei en zand weer anders uitpakken. We vroegen Jan Groen, melkveehouder in Kampen, naar zijn aanpak op klei. Volgens Jan ligt de sleutel voor succes in de kwaliteit van het ruwvoer en een optimale kuil. Jan en Hanneke Groen

Jan en Hanneke Groen

Grondsoort en intensiteit spelen een rol bij de mogelijkheden om aan de RE-knop te draaien. Om die reden zijn binnen Koe en Eiwit de deelnemers verdeeld in groepen met vergelijkbare bedrijven. Want wat op veen goed werkt, kan op klei en zand weer anders uitpakken. We vroegen Jan Groen, melkveehouder in Kampen, naar zijn aanpak op klei. Volgens Jan ligt de sleutel voor succes in de kwaliteit van het ruwvoer en een optimale kuil.

Papier en praktijk

Jan neemt samen met zijn vrouw Hanneke en dochter Paula deel aan Koe en Eiwit. ‘Natuurlijk omdat we met het eiwit omlaag willen. Niet alleen omdat het daarvan uit overheids- en milieudoelstellingen naartoe gaat, maar ook vanwege de kosten; eiwit aankopen is duur. Daarnaast hebben we nog een reden en dat is het verschil tussen papier en praktijk als het gaat om de resultaten in de KringloopWijzer. Uit mijn eigen rantsoenberekeningen weet ik dat we op een RE van 162 zitten, maar volgens de KringloopWijzer is dat 172. Dat zit ‘m in de combinatie van melkvee en vleesvee op ons bedrijf en hoe volgens de KLW de mais wordt opgevoerd, namelijk aan het vleesvee. Maar bij ons is het precies andersom: we voeren met een blokkenwagen en geven de eerste keus – ook als het om mais gaat- aan ons melkvee. Het restvoer gaat naar het vleesvee, daar zit vrijwel geen mais meer in, dus anders dan waar de KLW vanuit gaat. Ik wil binnen Koe en Eiwit aantonen dat ik met mijn rantsoen al veel lager zit dan de KLW laat zien. En dat er dus genuanceerd naar een resultaat gekeken moet worden, zeker bij niet-standaard bedrijven.’


Bedrijfsgegevens

  • 120 melkkoeien, 60 stuks jongvee
  • Vleeveetak met 40-50 stuks Belgisch Blauw
  • 2 melkrobots
  • 72 ha grond waarvan:
    • 9 ha metgebruiksbeperking
    • 11,5 ha mais
    • 51,5 ha gras (4,5 opafstand en 4,5 buitendijks)
  • Weiden op 21 ha van huiskavel

Ruwvoermanagement is de sleutel

Voor Jan staat melkproductie bovenaan. ‘Die moet gewoon op peil blijven. Dus het is zoeken naar de optimale voerbalans. Ons basisrantsoen bestaat uit 12,3 kg/ds graskuil, 5kg/ds mais, 1,5 kg/ds bierborstel. Daar doen de koeien het goed op. Je ruwvoermanagement is de sleutel, gaat het daar mis dan kun je sturen wat je wilt maar kom je niet in een stabiele situatie. Dat betekent dus ook dat je beslissingen om te bemesten of maaien heel bepalend zijn voor je kuil. Dit jaar is dat super goed gegaan: we hebben de 1e en 2e snede over elkaar gekuild. Die laatste is vanwege de tijd van het jaar rijker aan ruwe celstof en daarom kuilen we die wat vochtiger in. De combinatie van de drogere 1e en wat vochtiger 2e snede zorgen voor een goede DVE/OEB-verhouding. De 3e snede was ook goed, de 4e van eind augustus is wat minder van kwaliteit door de droogte. De 5e en 6e van begin en eind oktober heb ik nog niet bemonsterd, maar ik denk dat die ook goed zijn. Bovendien bestaat de kuil uit gras van schoon land, van percelen waar we niet weiden. Dat levert wel een betere kwaliteit gras op. Het gras van beweide percelen gaat in balen.’

Weiden gunstig voor krachtvoergebruik

Dit jaar zijn Jan, Hanneke en Paula weer gaan weiden. ‘Na de bouw van de nieuwe stal in 2013 en de aanschaf van de melkrobots hielden we de koeien op stal. Dat biedt op veel fronten voordelen, ook als het gaat om je RE want je rantsoensamenstelling blijft stabiel. Toch wilden we het weer proberen, ook vanwege de weidepremie die het aantrekkelijker maakt. Het heeft best wat startproblemen gegeven, maar qua werk is het meegevallen. Ook de productie kwam na een eerste terugval, die we ook wel hadden verwacht, weer vrij snel op niveau. We voeren altijd 3 soorten krachtvoer: een eiwitbrok, opstartbrok en productiebrok. Aan het begin van het weideseizoen konden we de eiwitbrok volledig achterwege laten en was er geen productiebrok in de plaats voor nodig. Het ureumgehalte bleef keurig onder de 20. Dat zoeken naar die ondergrens is een puzzel; je bepaalt het in je rantsoen en probeert het uit in de melk. Dat is dit jaar goed gegaan: qua productie zaten we op 34,5 kg melk per koe per dag.’

Klei vraagt optimaal inkuilproces en maatwerk

Bij boeren op klei is voldoende ruwvoer meestal niet de vraag, wel de hoogte van het RE geeft Jan aan. ‘Op een hoger RE kun je in principe sturen met mais, maar als je dat niet zelf kunt verbouwen moet je alles aankopen om te kunnen compenseren. Dat loopt flink op. En een kuil met een lager RE, wat op zich wel kan, levert minder melk in de tank en dat wil je ook niet. Daarom biedt het optimaliseren van je kuil de beste kansen. Zorg dat je de 1e snede droger in de kuil krijgt voor een betere verhouding DVE/OEB. En dat je naar een 40-45 % droge stof kuil gaat. Zelf vind ik bierborstel een heel belangrijke voorwaarde voor gezondheid en activiteit van de koe om naar de robot te gaan. Dat is dus een vertrekpunt bij mijn berekening. Dan kijk ik naar beschikbaarheid aan mais en reken het rantsoen verder vol met mijn graskuil. Vervolgens kijk ik welke brok erbij past of dat ik er een eiwitrijkere kuil tegenover kan zetten. Wij voeren op dit moment de 1e en 2e snede, maar als alle kuilen bemonsterd zijn kijken we of we een deel van de eiwitaanvulling uit brok kunnen vervangen met graskuil van de laatste snede. We voeren de kuilen niet in volgorde op. Het is echt maatwerk.’

Verzilveren van inspanning

Meedoen aan Koe en Eiwit doen de deelnemers voor zichzelf; om te leren en de mogelijkheden en onmogelijkheden van een rantsoen van 155RE te ontdekken. Daar zijn ook de groepsbijeenkomsten voor. ‘Door bij anderen te kijken, of hen bij jou te laten kijken, leer je altijd weer wat. Al is het maar hoe het niet moet. Maar je wordt vooral ook kritischer op je eigen methode; waarom doen we het zo, kan het ook anders, beter? Iedereen doet het op een andere manier en met een bepaalde reden, daar kun je zelf weer je voordeel mee doen. Ik hoop dat we binnen Koe en Eiwit ons niet alleen laten overtuigen door de cijfers op papier, maar dat er wordt gekeken naar de praktijk en de inspanningen die worden gedaan. En liefst dat daar ook iets tegenover staat; niet in een extra maatregel erbij, zoals vaak het geval is, maar in een stukje beloning. Soms heb je weleens het gevoel dat het nooit genoeg is wat we doen, dat er steeds meer uitgewrongen wordt. Dat houdt mij en collega melkveehouders ook wel tegen om weer mee te doen aan allerlei projecten. Je wilt tenslotte niet in je eigen voet schieten met je goede gedrag. Het zou mooi zijn als de overheid daarin meedenkt. Dan kan Koe en Eiwit op meer manieren resultaat opleveren.’