Het kan! Laag RE-gehalte én een goede melkproductie op biologisch bedrijf
Pier Eringa runt samen met zijn vrouw en zoon een biologisch melkveebedrijf in Burgwerd, Friesland. Het bedrijf is al jarenlang volledig biologisch, een keuze die Pier van begin af aan heeft gemaakt. “Ik heb nooit anders gedaan,” zegt hij, “en mijn zoon zal het bedrijf waarschijnlijk op dezelfde manier voortzetten.” Ondanks dat het RE-gehalte per kilogram droge stof op zijn bedrijf al jaren aan de lage kant is, heeft Pier besloten deel te nemen aan het project Koe en Eiwit. In dit artikel vertelt hij over zijn ervaringen.
Deelname project
Het rantsoen op het melkveebedrijf van Pier Eringa bevat momenteel ongeveer 144 gr RE/per kg ds. Dit niveau was al bereikt voordat het project Koe en Eiwit van start ging. Waarom besluit hij dan toch deel te nemen aan een project waarvan hij de doelstellingen al heeft gerealiseerd?
Pier: “Veevoeding heeft me altijd geïnteresseerd, en ik zie deelname als een kans om het rantsoen verder te verfijnen. Er zijn misschien nog kleine verbeteringen mogelijk.” Daarnaast merkt hij dat de aankoop van eiwit, zeker op biologische bedrijven, een flinke kostenpost is. “Misschien zitten we daarom ook wel laag in het RE,” voegt hij toe.
Bedrijfsgegevens Eringa
- Klei grond: 34 ha
- Beheersland: 30 ha
- Melk- en kalfkoeien: 80 stuks
- Jongvee: 35 stuks
- Gemiddelde leeftijd bij afvoer: 7 jaar en 5 maanden
- Celgetal: 200 tot 220
Een andere belangrijke motivatie voor zijn deelname, is het uitwisselen van ervaringen met andere veehouders. “Ik vind het waardevol om te horen hoe collega’s bepaalde uitdagingen aanpakken. Dan stel ik mezelf altijd de vraag: ‘Wat kan ik leren van hun aanpak en toepassen op mijn eigen bedrijf?”
Melkrobot
Eind 2022 heeft het melkveebedrijf een melkrobot aangeschaft. Dit zorgde ervoor dat er in 2023 iets minder werd beweid en (onbewust) meer krachtvoer werd gevoerd. Pier denkt dat dit mogelijk de productietoename in 2023 verklaart.
Hij legt uit dat het bedrijf streeft naar een wat oudere veestapel, met een gemiddelde melkproductie van ruim 8.000 kg per koe en melk met hoge gehalten. “Door een oudere veestapel te hebben, kunnen we het jongvee dat we aanhouden beperken,” licht hij toe. Dit sluit aan bij hun biologische en efficiënte bedrijfsvoering.
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de melkproductie en het RE-gehalte.
Benutting grasland
Pier Eringa beheert samen met zijn gezin 34 hectare grasland, waarvan 20 hectare huiskavel. In het voorjaar wordt de helft van de huiskavel gebruikt voor beweiding. “De koeien worden ongeveer 200 dagen per jaar geweid, afhankelijk van de weersomstandigheden. Overdag grazen de koeien buiten, terwijl ze ’s avonds worden bijgevoerd met graskuil.”
Hierbij hanteert hij een rotatiesysteem waarbij de koeien elke dag een nieuw perceel krijgen om te grazen. “Na ongeveer drie weken wordt een perceel opnieuw beweid of gemaaid.” Het voorjaar begint met bemesting via de sleepslang, waarbij circa 40 m³ per hectare wordt uitgereden. Voor elke maaisnede wordt aanvullend bemest, binnen de biologische richtlijnen van maximaal 170 kg stikstof per hectare uit drijfmest. Mestoverschotten worden afgezet bij collega-biologische melkveehouders, en in ruil koopt Pier soms kuilvoer in de vorm van balen terug.
Naast de huiskavel heeft het bedrijf nog 30 hectare beheersland in gebruik. Dit grasland mag eens in de vijf jaar worden bemest met ruige mest. Gedurende de zomer wordt het gras van deze percelen gemaaid en ingekuild in balen. Ook worden op deze gronden de pinken en droge koeien geweid. Pier voegt eraan toe: “Als we voer over hebben, verkopen we een deel hiervan.”
Laag eiwit in het gras
Het RE-gehalte in het gras van Pier Eringa’s bedrijf is laag (zie tabel 2) in vergelijking met dat van gangbare melkveebedrijven. Pier wijst erop dat de biologische bemestingsnormen hier een belangrijke rol in spelen. “De meeste veehouders kunnen toe met een eiwitarme brok, terwijl wij doorgaans via krachtvoer nog wat extra eiwit bijvoeren.”
Om het aanwezige eiwit in het gras zo goed mogelijk te benutten, wordt het gras relatief vroeg gemaaid, voordat het in de aar komt. Daarna wordt het ingekuild in balen met een droge stofgehalte van 50-60%. “Dit zorgt voor meer DVE (darmverteerbaar eiwit) in het voer en draagt bij aan een betere benutting van het RE.”
Om meer eiwit van eigen land te winnen, heeft Pier in het verleden geëxperimenteerd met vlinderbloemigen, zoals een mengsel van gras en erwten. Dit bleek echter niet ideaal voor een biologisch bedrijf. “Bij het ploegen en scheuren verniel je de bodemstructuur, en in de jaren daarna krijg je veel last van onkruid. Dat kost veel extra arbeid,” vertelt hij.
Recent is er een nieuwe stap gezet door zeven hectare in te zaaien met een gras-klaver mengsel. Klaver, als stikstofbindende vlinderbloemige, kan het RE-gehalte in het gras verhogen zonder dat extra bemesting nodig is. “Het is nog even afwachten hoe dit uitpakt, maar ik ben benieuwd naar de resultaten.”
Voldoende energie
Op de vraag of het project Koe en Eiwit heeft geleid tot veranderingen in de bedrijfsvoering, antwoordt Pier Eringa: “Eerlijk gezegd geen schokkende dingen. Ik zat al op een laag niveau.”
Wel is hij door deelname wellicht wat bewuster gaan voeren. “Een laag eiwitniveau, zoals op ons bedrijf, is goed mogelijk, maar je moet wel zorgen voor voldoende energie in het rantsoen.” Voor Pier is het huidige eiwitniveau van ongeveer 145 gram per kilogram droge stof een ideaal evenwicht voor zijn bedrijf.
Om de voerefficiëntie verder te optimaliseren, houdt hij onder andere het ureumgetal van de melk in de gaten. “Als het ureumgetal rond de 15 komt te liggen, probeer ik wat meer energie en eiwit te voeren. Anders gaat het ten koste van de melkproductie.”
Tenslotte
Volgens Pier Eringa draait zijn biologische melkveebedrijf om balans: alles moet goed op elkaar zijn afgestemd. Hoewel hij het lastig vindt om dit precies uit te leggen, vat hij het kernachtig samen: “Het gaat om de juiste koe, die goed past bij een rantsoen van veel gras(kuil) en weinig eiwit.”
Pier benadrukt dat ook de "ruimte" voor de koe belangrijk is. Op een biologisch bedrijf zoals het zijne, past een robuustere koe met een iets lagere melkproductie beter dan een Holstein-Friesian (HF) met een topproductie. “Onze koeien moeten goed ruwvoer kunnen verwerken,” legt hij uit. Om die reden maakt hij gebruik van Montbéliarde-kruisingen. Lachend voegt hij toe: “Bovendien vind ik al die kleurlingen in de stal ook wel mooi.”
Pier heeft een duidelijke tip: houd het simpel. “Niet te veel wisselingen in het basisrantsoen,” zegt hij. Met een doordacht management en een goed afgestemde veestapel blijft zijn bedrijf duurzaam en efficiënt, terwijl het aansluit bij de principes van biologische landbouw.