Geen verschil in ruw eiwit-rantsoen tussen opstallers en beweiders
Het totale rantsoen van de Koe en Eiwit-deelnemers in 2023 zit gemiddeld op 158 RE/kg ds. Daarin is geen verschil tussen bedrijven die opstallen (geen vers gras) en beweiders (veel gras). De melkproductie per koe is bij de opstallers echter wel duidelijk hoger dan bij de beweiders (of vers gras voerders met zomerstalvoeren). Dit blijkt uit de KringloopWijzerdata van 2020 t/m 2023 van de Koe en Eiwit deelnemers.
RE-opbouw
Er zijn duidelijke verschillen in opbouw van het RE-gehalte in het rantsoen en melkproductie per koe, tussen bedrijven die geen vers gras voeren en bedrijven die wel vers gras voeren in de vorm van beweiden of zomerstalvoedering. Dit blijkt uit figuur 1 waarin 146 bedrijven zijn ingedeeld in drie categorieën m.b.t. vers gras voeren. In alle categorieën is het RE-gehalte vanaf 2020 gedaald naar 158 gram per kg ds. Het RE-aandeel uit krachtvoer is bij de opstallers duidelijk het hoogst en is zelfs in 2022 en 2023 gestegen ten opzichte van 2020 en 2021. Ook voeren de opstallers meer mais. De melkproductie per koe is gemiddeld in alle drie de categorieën in 2023 gestegen. De productie per koe is op de bedrijven die veel vers gras voeren gemiddeld wél ca. 800 tot 1400 kg lager dan op de bedrijven die geen vers gras voeren. Op de vers gras bedrijven is de melkproductie per koe vanaf 2020 bovendien duidelijk gedaald en in 2023 echter het meest gestegen.
Figuur 1. Aandeel ruw eiwitgehalte (RE gram/kg ds) in het totale rantsoen (melkvee, jongvee, droge koeien) per voedermiddel. En melkproductie per koe. Trend van 2020 t/m 2023 KringloopWijzerdata van 146 Koe en Eiwit-deelnemers. Ingedeeld naar categorieën: geen vers grasopname, 0-3 kg ds en > 3 kg ds uit vers gras.
Voedingsknoppen
Vanaf 2022 worden de 146 melkveehouders in Koe en Eiwit begeleid naar een RE in het totale rantsoen van 155 gram per kg ds. Van alle deelnemers heeft 33% dit doel gehaald en 19% heeft tussen de 155 en 160 RE gerealiseerd. Met welke maatregelen halen ze dit doel? De melkveehouders hebben de keuze om meer of minder ds van een bepaald voedermiddel te voeren, of te sturen op een gewenst RE% van dat eigen of aangekocht voedermiddel. Het draait om de voedingsknoppen hoeveelheid en samenstelling van vers gras, graskuil, snijmais, overig ruwvoer, krachtvoer en bijproducten. In figuur 2 is aangegeven aan welke voedingsknoppen is gedraaid vanaf 2020.
Figuur 2. Trend in ds-opname (staafjes) en ruweiwit% (RE in gram per kg ds, zwarte lijn) van 2020 t/m 2023 per voedermiddel ingedeeld in drie categorieën: geen vers gras in rantsoen, 0 tot 3 kg ds en > 3 kg ds uit vers gras.
Bij de opstallers is de ds-opname uit mais ongeveer gelijk aan de ds-opname uit krachtvoer. Echter de aanvoer van RE uit krachtvoer is veel hoger door de hoge eiwitgehalten in het krachtvoer. Op de bedrijven met veel vers gras is de ds-opname hiervan ongeveer gelijk aan die van krachtvoer. De eiwitgehalten in vers gras zijn wel iets hoger dan in krachtvoer. Verder valt op dat gemiddeld in alle categorieën het RE in de graskuil vanaf 2020 gedaald is tot 2022, en in 2023 ongeveer gelijk blijft of zelfs iets stijgt. Het sturen naar een lager RE in 2023 in het totale rantsoen, blijkt vooral te komen door lager RE% in het krachtvoer.
Overzicht bedrijfstypen
Benieuwd naar verschillen tussen bedrijfstypen met een andere indeling dan ds- opname uit vers gras ga dan naar de presentatie ‘Verschillen tussen bedrijfstypen’. Daarbij zijn de grafieken ingedeeld op grondsoort, % mais in het rantsoen en melkproductie per koe.
Vragen? Neem contact op met paul.galama@wur.nl of carsten.schep@wur.nl