Elke boer zijn eigen reductieplan
Zoveel boeren, zoveel plannen. Koe en Eiwit-begeleider Gauke Adamse heeft de eerste bedrijfsbezoeken met ‘zijn’ vijf boeren erop zitten; een eerste kennismaking met boer en bedrijf. Een belangrijke voorwaarde als je vier jaar intensief met elkaar aan de slag gaat om naar een rantsoen van 155RE toe te werken. Dat begint voor Gauke met vragen stellen: waar sta je, welke keuzes maak(te) je en waarom? En wat kun je doen om reductie van RE rendabel te maken?
Coach voor de boer
Boeren helpen die stappen willen zetten, met oog voor de economische setting. Dát is de belangrijkste drijfveer van Gauke, algemeen strategisch- en managementadviseur melkveehouderij bij Weidse Blik. “Na zoveel jaren ervaring in het begeleiden van melkveehouders weet ik dat bij elke verandering steevast de vraag voorbijkomt hoe je daarmee als boer dan nog geld kunt blijven verdienen. Logisch, een boer wil melk uit zijn koeien. Dat daar niet per se een rantsoen van 170 of 180 RE voor nodig is, weten we inmiddels ook. Maar toewerken naar 155 is echt wel een uitdaging. En vooral een zoektocht. Daar wil ik de melkveehouder bij helpen als coach en sparringpartner, dus niet als adviseur die zegt hoe het moet. Het gaat er juist om dat het de route van de boer zelf gaat worden. Wat past bij hem, wat is nodig (of al aanwezig) om de beweging in gang te zetten? Als coach kijk en denk ik mee, maar laat ik de keuze bij de boer. Alleen zó is de kans dat beweging ook echt tot verandering leidt, het grootst.”
Doorvragen en prikkelen
Het eerste bedrijfsbezoek bestaat uit ‘een rondje over het bedrijf’ en een goed gesprek aan tafel, met de KringloopWijzer (KLW) erbij. “Zo’n rondje maken met de boer levert waardevolle informatie op; ligt er wel of geen voer aan het voerhek, hoe zien de koeien eruit, de samenstelling en smakelijkheid van de kuil etc. Daar ga je met elkaar over in gesprek en stel je vragen over. Vooral over de keuzes die zijn gemaakt. Zeker bij het doornemen van de KLW waarbij je naar het verleden (2020/2021) kijkt. Wat waren destijds je motieven om op die manier te voeren? Was dat omdat je die kuil nou eenmaal had liggen? Of heb je gekeken naar de beste manier om die kuil op te voeren? En wat betekent dat dan voor je kuil nu? Hetzelfde geldt voor de keuzes en beweegredenen rond bemesting; elke boer heeft daar wel een visie op. Het doorvragen naar het waarom van keuzes, zonder goed-fout oordeel overigens, levert bij de boer ook weer inzichten op: “Dus als ik het de volgende keer zo doe, zou het…” Dat zijn mooie doordenkers die van invloed kunnen zijn op hun eigen reductieplan.”
Aan tafel met de vaste voeradviseur
Bij het volgende bedrijfsbezoek schuift de vaste voeradviseur van de boer aan. “Dat is wel een uniek element aan Koe en Eiwit, vind ik. Het is een duidelijk signaal vanuit de boer naar zijn voeradviseur, dat hij een doel wil realiseren. Daarom is het ook heel belangrijk dat hij aangeeft waarom hij dat wil. Maar ook dat de voeradviseur uitspreekt dat hij dat ziet zitten en ook echt met de boer de uitdaging aangaat. In mijn rol als coach/begeleider wil ik proberen de ideeën bij de adviseur te ontlokken en hem of haar te prikkelen: ”Hoe wil je het aanpakken? Wat zie je als mogelijke beperkende factoren in de huidige situatie?” Ik ga zeker niet op de stoel van adviseur of boer zitten, want ook hier geldt weer dat ze het samen moeten doen. Het moet tenslotte het plan van de boer worden en daar moet hij de juiste mensen en adviezen bij verzamelen.”
Meer dan rantsoen alleen
Bij het verlagen van het RE komt het totale plaatje van het bedrijf kijken. “Een koe ruilt melk tegen voer. Daarbij speelt de gezondheid van de koeien dus ook een grote rol. Ook daar gaat tijd en aandacht in zitten. Je ruwvoerwinning heeft weer alles te maken met je bodem en daarmee weer met de bemesting. Zo grijpt alle in elkaar. Ook een aandachtspunt: bij het praten over rantsoenen praten we al snel over het rantsoen voor melkvee, maar het gaat over het totale rantsoen. Dus ook van het jongvee, daar valt trouwens nog best wat te halen. De uitdaging van 155RE zal voor de één beter te doen zijn als voor een ander. Tussen zand en veen zit nou eenmaal veel verschil. En voor boeren die veel weiden is het ook weer anders. Daarom is het goed dat de deelnemers ook in groepsverband met elkaar sparren en van collega’s met gelijke grondsoort en intensiteit kunnen leren. Het is een leertraject dat we met elkaar zijn ingegaan. Ik hoop daarbij als coach de beweging in gang te zetten. Bij boeren, maar ook bij hun voeradviseur.”