155RE en economie: over eiwitverlaging, melkproductie en inkomen
Betekent minder RE in het rantsoen ook minder in de melktank en portemonnee? Het is een veelgehoorde vraag binnen de praktijkpilot Koe en Eiwit. We legden ‘m voor aan Hans Dirksen, oprichter en eigenaar van Dirksen Management Support BV (DMS BV), met ruim 30 jaar coaching- en advieservaring in de melkveehouderij. Hoe kijkt hij vanuit de praktijk en op basis van zijn uitgebreide database, naar de economische effecten van eiwitverlaging?
De invloed van het RE-gehalte op het inkomen
De relatie tussen het ruw eiwitgehalte in het rantsoen en het inkomen, is complexer dan het simpelweg verlagen van het RE-gehalte in krachtvoer om kosten te besparen, geeft Hans aan. “Uit mijn bevindingen en data blijkt dat het ruw eiwitgehalte in het rantsoen in 2016 nog gemiddeld 160 g per kg droge stof was. In 2018 steeg dit naar bijna 170 g per kg droge stof, maar in 2023 viel het weer terug naar 160 g per kg droge stof, zie figuur 1. De gemiddelde melkproductie is sindsdien echter niet significant veranderd, wat erop wijst dat een verlaging van het RE niet noodzakelijk leidt tot lagere melkproductie. Een lager RE in het rantsoen hoeft daarmee ook niet direct te leiden tot hogere voerkosten. Zie ook figuur 2. Daar zie je een grote spreiding in voerkosten bij de verschillende RE-gehalten in het rantsoen. Er is geen duidelijk dalende of stijgende trend. Bij 155 RE in het rantsoen (de gele pijl) is de variatie in voerkosten net zo groot als bij 165 RE in het rantsoen.”
Figuur 1. Verloop van RE-totaal in het totale melkveerantsoen, de verhouding RE/kVEM in het totale melkveerantsoen en de voerkosten vanaf de jaren 2015 t/m 2023. Bron: 250 melkveebedrijven die een boekhouding bij DMS hebben.
Figuur 2. Overzicht van de spreiding tussen de voerkosten en het RE gehalte in het totale rantsoen over 2023. Bron: 250 melkveebedrijven die een boekhouding bij DMS hebben.
De invloed van het RE-gehalte op de melkproductie
Volgens Hans kan een lager RE in het rantsoen mogelijk leiden tot een lagere productie als het tekort aan eiwit te groot is, maar het is niet de enige bepalende factor voor het inkomen en de melkproductie. “Het gaat erom dat het eiwitniveau goed in balans is met de energievoorziening in het rantsoen. De kwaliteit van het eiwit en de energie-efficiëntie zijn veel bepalender voor de melkproductie. Niet het vele eiwit is goed, maar het goede eiwit is veel.”
Zorgen voor optimale balans
Interessant is dat de verhouding RE/kVEM van 2014 tot 2023 is gekrompen. “Dit laat zien dat het gebruik van een efficiënter rantsoen met een hogere energie-inhoud en een goed uitgebalanceerde hoeveelheid eiwit, uiteindelijk meer invloed heeft op de productie en gezondheid van de koeien, want de productie is wel blijven stijgen. Daarbij is het gemiddelde ureumgehalte in de melk sinds 2015 met ongeveer 3 punten gedaald, terwijl het ruw eiwitgehalte in het rantsoen nagenoeg gelijk bleef (zie figuur 3). Dit betekent dat het vinden van de juiste balans, in plaats van het simpelweg verlagen van het RE, belangrijker is voor zowel de gezondheid van de koeien, als de melkproductie. Dus verlagen van het RE in het rantsoen zonder negatieve gevolgen voor melkproductie en inkomen is wel mogelijk, als er voldoende energie wordt gevoerd.”
Figuur 3. Verloop van RE-totaal in het totale melkveerantsoen, de verhouding RE/kVEM in het totale melkveerantsoen, de stikstofbenutting van de veestapel (%) en het ureumgehalte van de tankmelk vanaf de jaren 2015 t/m 2023.
Bron: 250 melkveebedrijven die een boekhouding bij DMS hebben.
Beïnvloedende factoren op inkomen
Als het niet in RE- verlaging zit, welke factoren zijn dan meer bepalend voor het inkomen? “Alle kosten zijn sterk gestegen. De voerkosten bijvoorbeeld, zijn sinds 2000 bijna verdriedubbeld van 5 cent naar 15 cent per liter melk. Daar tegenover staat een stijging van de melkproductie per koe, met 1300 kg per koe. Dit betekent dat de kosten per eenheid melk weliswaar gestegen zijn, maar dat de intensiteit van de productie ook is toegenomen. De stijging van de voerkosten komt grotendeels door de stijging van de prijs van krachtvoer en bijproducten. De prijsstijgingen in krachtvoer (bijna 15 cent per kg) en bijproducten (bijna verdubbeld) zijn dus grotendeels het gevolg van inflatie en hogere productiekosten, terwijl de samenstelling van het krachtvoer (RE, VEM, etc.) nauwelijks is veranderd.
De voerkosten zijn zoals hierboven genoemd dus flink toegenomen in de afgelopen 25 jaar. Echter, voor het bepalen van een inkomen uit de melkproductie staat hier ook een inkomstenbron (melkgeld) tegenover. Deze is helaas in de afgelopen 25 jaar niet zo fors gestegen als de voerkosten. De gemiddelde melkprijs is hetzelfde tijdsbestek 5 cent gestegen. Steeds efficiënter met je voer omgaan is daarom een must. Dit benadrukt het belang van het goed benutten van je duurste productiefactor: je grond. Eigen voer eerst!”
Relatie weidegang, mais en levensduur
Wat verder opvalt is de grote variatie tussen melkveebedrijven. “Er is geen eenduidige aanpak die voor iedereen werkt, aangezien de spreiding tussen de ruw eiwitgehaltes in alle rantsoenen en de ruw eiwit/KVEM-ratio, enorm varieert. Interessant is dat er een positief verband bestaat tussen het aantal uren weidegang per koe en de levensduur van de dieren. Veehouders die meer uren weidegang halen, hebben gemiddeld oudere koeien. Tegelijkertijd blijkt er een relatie te zijn tussen de hoeveelheid mais in het rantsoen en de levensduur van de koeien. Op bedrijven die veel mais voeren worden de koeien minder oud. Het aantal uren weidegang en de hoeveelheid mais in het rantsoen, lijken invloed te hebben op de leeftijd van de koeien en dat heeft indirect weer invloed op het saldo per koe. Hier geldt namelijk het verband: hoe ouder de koe, hoe hoger het saldo per kg meetmelk. Oudere koeien leveren dus een hoger saldo op. Maak dus bewuste, slimme rantsoen-keuzes die passen bij je doelstellingen voor je bedrijf als het bijvoorbeeld gaat om koeien met een langere levensduur.”
Winst in lage voerkosten en gezonde dieren
Hans benadrukt dat het niet (alleen) de melkprijs is die de winst bepaalt, maar vooral de kosten. “Voerkosten, voersamenstellingen en het gebruik van eigen ruwvoer, spelen een cruciale rol in de uiteindelijke winstgevendheid. Het is duidelijk dat, hoewel elk bedrijf uniek is, de keuze voor een goed uitgebalanceerd rantsoen en het bevorderen van een gezonde veestapel, essentiële factoren blijven voor het succes op de lange termijn.”
Tot slot
Tijdens het webinar “Economie en RE in het melkveerantsoen” op 28 november ging Hans uitgebreid in op praktijksituaties en vragen. Benieuwd?
Bekijk het webinar